De begeleider begint: "Ik ga naar het land van Geenigeeno en ik neem mee ... " en zegt een voorwerp; een woord waar geen i en geen o in voorkomt. De volgende speler gaat verder door dezelfde zin te zeggen, aangevuld met een woord naar keuze.
De begeleider beslist of de speler dit voorwerp mag meenemen, het mag niet als er een i of o in voorkomt.