De spelers zitten in een kring. Om de beurt zegt een speler een cijfer, om zo tot honderd te tellen (de eerste speler zegt één, de tweede twee ). Bij iedere zeven of bij ieder getal dat deelbaar is door zeven of waarin een zeven voorkomt (bv. 47) moet de speler opstaan en "hup" roepen. Wie een fout maakt valt af. Dan moet met het tellen opnieuw begonnen worden. Hoe hoger het tempo ligt bij het tellen, hoe moeilijker en plezanter het wordt.